Als gemak ontaardt in het claimen van andermans ruimte
In onze ogenschijnlijk rustige woonstraat geldt een eenvoudige, ongeschreven afspraak:
Parkeer je auto voor je eigen deur.
En als dat niet lukt? Dan is er aan het eind van de straat een royale parkeerplaats die iedereen gebruikt. Zo blijft het overzichtelijk, leefbaar en voelt niemand zich ongemakkelijk.
Behalve één huishouden. Die van het stel – met drie voertuigen – heeft al jaren een totaal andere interpretatie van samenleven. Hun eigen woning heeft een oprit én vrije parkeerplekken op straat. Maar die blijven grotendeels leeg. Dag in, dag uit staan twee van hun drie voertuigen structureel vóór de deur van iemand anders.
Het is niet een keer per week.
Het is altijd.
Heel de straat ziet hoe de oprit — die bedoeld is om auto’s te parkeren — onklaar is gemaakt. En claimt het stel structureel de openbare ruimte alsof die een verlengstuk van hun perceel is.
Sommige buurtgenoten noemen het ‘vervelend’. Maar de meesten gebruiken een ander woord: asociaal.
Want waar anderen ’s avonds doorrijden naar de parkeerplaats verderop, is het voor deze bewoners vooral een kwestie van: Waarom moeite doen als dat niet hoeft?
Handhaving is er niet. Immers, formeel staat niemand fout geparkeerd. Maar in het sociale weefsel van de straat laat het ieder jaar weer een grotere scheur achter. De boodschap die hiervan uitgaat is simpel:
“Mijn gemak is belangrijker dan jouw leefruimte.”
En dat is misschien wel het meest onhandige parkeerprobleem van allemaal — het gaat niet om auto’s, maar om fatsoen.

Mag nét, maar fatsoen is ver te zoeken.
Hun beide auto’s staan steevast voor de oprit van anderen, terwijl hun eigen plek leeg blijft.

Ooit bedoeld als parkeerplek voor een auto