In de Jamaicastraat loopt een bestuursrechtelijke procedure die inmiddels de aandacht trekt van meerdere bewoners. Het gaat om het beroep dat een stel uit de straat heeft ingesteld tegen de gemeente Almere, naar aanleiding van een eerder afgewezen handhavingsverzoek. De zaak draait om activiteiten bij woning nummer 29, maar raakt in de praktijk het leefklimaat in de hele straat. De uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland wordt binnenkort verwacht.
Het verhaal begint in januari 2023, toen het stel een omvangrijk handhavingsverzoek indiende bij de gemeente. Het document bevatte een brede lijst klachten: over parkeren, over een informatiebordje in de voortuin, over coniferen, over vermeende privacy-inbreuken en zelfs over de verhuurstatus van de woning op nummer 29. De gemeente onderzocht alle punten en concludeerde dat er geen sprake was van bestuursrechtelijke overtredingen. Vrijwel alles bleek privaatrechtelijk of simpelweg niet in strijd met regelgeving. Het verzoek werd daarom afgewezen, en die beslissing werd na bezwaar bevestigd.
In de beroepsfase bij de rechtbank heeft het stel zijn pijlen opnieuw gericht op het besluit van de gemeente. Bewoners van nummer 29 zijn door de rechtbank als belanghebbenden aangemerkt en hebben een schriftelijke reactie gegeven. Die reactie, die geanonimiseerd is meegezonden in het dossier, schetst een heel ander beeld dan het stel in zijn handhavingsverzoek schetst. Volgens de bewoners van nummer 29 is de lijst met klachten niet het gevolg van daadwerkelijke overtredingen, maar onderdeel van een langdurig persoonlijk conflict dat door het stel is aangezwengeld en in stand wordt gehouden. Zij wijzen erop dat sommige elementen van het handhavingsverzoek zelfs geen betrekking hebben op hun erfgrens of op zaken die het stel direct raken, maar desondanks tóch zijn ingebracht.
Opvallend aan deze zaak is dat er een patroon zichtbaar wordt dat buurtbewoners herkennen: een opeenstapeling van klachten, brieven, meldingen en juridische stappen die telkens door hetzelfde stel worden geïnitieerd, ook richting andere huizen in de straat. Verschillende bewoners spreken – anoniem en buiten rechte – van gedrag dat past binnen het profiel van klaagzieke mensen: voortdurend procederen, escaleren en formele paden zoeken om persoonlijke irritaties te legitimeren. Het bestuursrecht lijkt daarmee te worden ingezet als verlengstuk van een burenruzie, iets waarvoor het niet bedoeld is.
De gemeente blijft in deze kwestie dicht bij haar rol en bevoegdheden. Volgens het besluit en het advies van de bezwaarschriftencommissie kan de overheid slechts handhaven waar sprake is van een bestuursrechtelijke overtreding. In deze zaak was dat niet zo. Privacygeschillen, snoeiwerk, erfafscheidingen en parkeergedrag vallen grotendeels buiten het bestuursrecht en horen thuis in het privaatrecht, of simpelweg in onderling overleg tussen buren. Toch koos het stel voor een beroepsprocedure, die nu in de afrondende fase zit.
De bewoners van nummer 29 geven in hun reactie aan dat zij hopen dat de rechtbank oog heeft voor de bredere context: niet alleen de juridische houdbaarheid van het verzoek, maar ook de manier waarop klachten worden ingezet als onderdeel van een voortdurende persoonlijke hetze. Zij benadrukken dat de gemeente in haar besluit zorgvuldig heeft gehandeld en dat het beroep weinig meer is dan een voortzetting van de ruzie onder een formele vlag.
Binnenkort wordt de uitspraak van de rechtbank verwacht. Wat de uitkomst ook zal zijn, duidelijk is dat deze zaak iets blootlegt over de manier waarop conflicten in een woonwijk kunnen ontsporen wanneer één partij structureel de juridische route kiest. Het is te hopen dat de uitspraak rust brengt in de straat, of op zijn minst een einde maakt aan de stroom klachten die al jaren druk zet op het buurschap.